zaterdag 1 maart 2014

Ik werd in 1942 op Java in Indonesië geboren. Mijn vader welke een Indonesische moeder had en een Nederlandse vader, had in Nederland in Delft tot houtvester gestudeerd. En hij had nu een baan bij het boswezen in Djakarta.
Mijn moeder had ook een mengras relatie tussen Nederland en India. Van mijn geboorte heb ik geen bewuste herinneringen, ook heb ik geen verhalen gehoord van deze tijd. Wel heb ik begrepen dat de vooroorlogse tijd een goede tijd was voor Nederlanders in Indonesië.

1943 brak de oorlog uit. Het was de wereldoorlog, met Duitsland in het westen en Japan in het oosten. Japan zou Indonesië "bevrijden" van de Nederlandse kolonisatie. Het gaf een grote splitsing tussen de Indonesische bevolking. Vele Indonesiërs waren Nederland loyaal.
Japanse soldaten kwamen in duizenden op fietsen het land invaderen.
Ik geloof niet dat ze veel tegenstand ontmoette. Nederlandse mannen en Indonesische mannen met loyaliteit aan Nederland werden geïnterneerd in mannenkampen. Vrouwen en kinderen kwamen in civiele kampen terecht. Mijn moeder met haar twee zonen kwamen in bandoeng "jappen kamp". 

Mijn broer Jan Willem is twee jaar ouder als ik. Hij werd Mio genoemd. Mio is altijd een goede broer geweest voor zijn jonger broertje. Ik kan nog steeds zijn steunende hand op mijn schouder voelen.
Gedurende de driejarige gevangenschap, had Mio een ernstige ziekte met zwerende wonden in zijn liezen en oksels. Dit was moeilijk, aangezien we de hele periode met zijn drieën op een smalle brits woonde. Een gedeelte van deze brits werd in beslag genomen door een boom die daar groeide. Mijn moeder vertelde van een rat die in deze boom woonde en die door mijn moeder als ons huisdier werd beschouwd. Het moet een oneindig moeilijke tijd geweest zijn voor mijn jonge mooie moeder in zo oneindig moeilijke omstandigheden.
Mijn moeder vertelde dat er vrouwen waren die het voordeel zagen zich te prostitueren, maar dat de Japanse soldaten toch de vrouwen respecteerde die deze situatie weigerde.

Er waren verschillende bestraffingen. Stokken slagen, urenlange opstellingen in de hete zon, verhuizen van de barakken. De palen van de barakken werden laag afgezaagd en de hele barak verplaatst. Dus na elke verplaatsing was de hoogte verminderd. De inwoners moesten zich steeds meer bukken. Dagelijks moesten door een ieder een speciaal aantal vliegen gevangen woorden. Dit had tot resultaat dat de vliegen plaag begrenst werd, maar het was moeilijk voor een moeder met twee kleine kinderen het aantal vliegen die vereist was te kunnen vangen. Een ernstige straf was als een gevangene in een platen hut werd ingesloten. Deze hutten werden heet als in en oven en de dorst en ellende was ondragelijk. Het verhaal verteld, dat mijn moeder probeerde water naar deze gevangene te smokkelen. Maar met het grote risico om zelf ook ingesloten te worden. Achteraf vroeg men haar hoe ze het lef kon opbrengen om deze gevangenen te proberen te helpen. Het typisch antwoord van mijn moeder was "ja het was moeilijk, maar het was nog moeilijker om niet te proberen om te helpen".
Ik ben oneindig trots op mijn moeder!!!

We overleefde, en de bevrijding was in aantocht. Amerikaanse soldaten die het kamp binnen kwamen huilde bij de aanblik van de gevangenen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten